Onlangs was het weer raak. Een groep neonazi’s ging met bierflessen en honkbalknuppels een groep linkse jongeren te lijf. De neonazi’s kwamen uit het Musik-café in de wijk Pankow, volgens de Berlijnse Antifa (anti-fascisten) een bolwerk van extreemrechts. Van dit soort straatgevechten tussen links en rechts kijkt in Oost-Berlijnse wijken als Pankow, Prenzlauer Berg, Friedrichshain en Lichtenberg niemand meer op.
Het is bij wijze van spreken nog net niet zoals in de jaren dertig, toen Hitlers bruinhemden ‘s nachts de straat op gingen en alles en iedereen kort en klein sloegen die hen niet zinde. ‘Het gaat om een territoriumgevecht’, meent Annika Eckel van het Mobiles Beratungsteam gegen Rechtsextremismus (MBR) in Berlijn. ‘Vooral in delen van Lichtenberg wonen veel neonazi’s die hun wijk verdedigen tegen alles wat anders is.’ Volgens Eckel zijn er daardoor in Berlijn Angsträume (angstzones) ontstaan, waar veel mensen die er niet standaard uitzien niet naartoe durven. ‘Ook overdag niet.’
De laatste tijd verplaatsen de straatgevechten zich steeds meer van de deprimerende Oost-Berlijnse Plattenbauwijken aan de stadsrand richting de populaire uitgaans- en toeristenwijken in Berlijn. Uit cijfers van de slachtofferhulp-organisatie Reach Out blijkt dat de afgelopen jaren de meeste overvallen in de populaire wijk Friedrichshain voorkwamen. Volgens Helga Seyb van Reach Out is dit eenvoudig te verklaren: ‘In wijken als Friedrichshain vinden extreemrechtsen hun slachtoffers relatief snel. Er lopen genoeg mensen die een alternatief uiterlijk hebben.’
Annika Eckel onderschrijft dit. ‘De neonazi’s zoeken hun grenzen op. Ze gaan bijvoorbeeld een biertje drinken in een kroeg waar normaal gesproken alleen linkse types komen. Het is een soort pionierswerk. Op die manier proberen ze letterlijk in het centrum van de maatschappij te komen.’
De neonazi’s dringen ook op een andere manier tot het Berlijnse stadshart door. In Berlin Mitte, op slechts een paar honderd meter afstand van de Alexanderplatz, staat de Tönsberg-boetiek. Deze ziet eruit als elke andere nette kledingwinkel in de straat. Er is echter één verschil: de clientèle van Tönsberg bestaat uit neonazi’s. De winkel verkoopt kleding van het merk Thor Steinar, een Duitse firma die door extreem-rechtsen wordt gerund. Op de kleding staan Noorse tekens, zoals de Noorse vlag, en runentekens die lijken op de in Duitsland door de Hitlerjugend gebruikte en inmiddels verboden Wolfsangel.
‘Extreem-rechts heeft inmiddels in alle jongerenculturen haar plek gevonden, zowel in de rock-, hiphop- als metalscene’, zegt Eckel. ‘Het wordt steeds meer onderdeel van de mainstream; of het nu om kleding, muziek of voetbal gaat. Voor buitenstaanders, zoals ouders, zijn de extreemrechtse tekens echter nauwelijks te herkennen.’
Dat geldt niet voor de Noorse ambassade. Zij heeft inmiddels een proces tegen Thor Steinar aangespannen, wegens onrechtmatig gebruik van Noorse symbolen. En er is meer tegenwind: de afgelopen weken waren er meerdere, deels gewelddadige demonstraties tegen de winkel. Ook de middenstanders in de straat willen dat de Tönsberg-winkel verdwijnt. Inmiddels heeft de verhuurder per direct het huurcontract opgezegd.
(Jeroen Kuiper)